Deze week was ik twee keer in Hongarije. De eerste keer per auto bij het Balatonmeer en de tweede keer in Pecs, een uur of vier treinen vanaf Zagreb. Hoewel (continentaal) Kroatië met geen enkel land zo'n lange gedeelde geschiedenis (1102-1918) heeft als met Hongarije, stellen de Kroatisch-Hongaarse verhoudingen niet veel voor. Wenen is in alle opzichten het voorbeeld voor Zagreb, Duits en Italiaans zijn populaire talen, winkelen doen Kroaten in Triëst, Graz, Wenen of Ljubljana. Hongarije bungelt er een beetje bij.
Qua landschap en architectuur is Hongarije, althans wat ik ervan heb gezien, niet of nauwelijks te onderscheiden van continentaal Kroatië, maar wat direct in het oog springt is de taal. In Bulgarije of Slovenië red ik me met een mix van Kroatisch en Engels, maar in Hongarije had ik aan geen van beide talen veel. Ik had net zo goed in Vietnam kunnen zijn, waar ook het Latijnse schrift wordt gebruikt maar je uiteraard niets begrijpt. Hongaars is een bizar, exotisch, ontoegankelijk eilandje in een Slavische zee. Toen ik een keer "tej" bestelde en een glas melk kreeg voorgezet, had ik het definitief gehad met het Hongaars. Thee blijkt trouwens gewoon "tea" te zijn.
Wie de Kroatisch-Hongaarse grens per auto oversteekt, komt er al snel achter dat het vereiste tolvignet nergens te krijgen is. Tankstations waren in geen velden of wegen te bekennen, maar ondertussen werd ik wel bang gemaakt met de een plaatje van een vignet plus videocamera. Je hoeft geen Hongaars te kennen om te begrijpen wat daarmee werd bedoeld.
Na tientallen kilometers uitstekende Hongaarse snelweg, verscheen er eindelijk een benzinepomp aan de horizon. Opgelucht stapte ik naar binnen en zei tegen de dame achter de toonbank: "Vignet, please." Ze mij een kenteken zien dat niet bij mijn auto hoorde. Pas na lang stoïcijns wijzen naar het kenteken werd me duidelijk dat ze wilde dat ik mijn kenteken opschreef. Goed, honderd meter op en neer naar de huurauto, kenteken genoteerd en aan de dame gegeven. Ze voerde het in op een machientje. De Ž bleek te zijn getransformeerd tot een Z, maar dat neem ik de Hongaren niet kwalijk. Ik drukte op OK, betaalde ongeveer 1500 forint en kreeg het bonnetje toegestopt. Dat was alles. Niks geen sticker op de voorruit. Mijn kenteken was blijkbaar verzonden naar een controlepunt dat ook de camera's boven de weg beheerde. Big Brother is nooit ver weg in Hongarije.
In Hongarije (1) verder alleen maar lof. De snelweg Boedapest-Zagreb is fantastisch, het eten prima, het winkelaanbod overdonderend (als je maar lang genoeg in Kroatië woont). Nou, vooruit, nog één punt van kritiek: het muziekaanbod op de radio. Je kunt tijdens de vier uur durende rit van Boedapest naar Zagreb het ene station naar het andere proberen, maar ze draaien allemaal onveranderlijk dance. Bestaat er soms een Hongaarse wet die rock op de zaterdagavond verbiedt?
Over een paar dagen volgt Hongarije (2), ofwel met de trein naar Pecs, de Culturele hoofdstad van Europa in 2010.
Qua landschap en architectuur is Hongarije, althans wat ik ervan heb gezien, niet of nauwelijks te onderscheiden van continentaal Kroatië, maar wat direct in het oog springt is de taal. In Bulgarije of Slovenië red ik me met een mix van Kroatisch en Engels, maar in Hongarije had ik aan geen van beide talen veel. Ik had net zo goed in Vietnam kunnen zijn, waar ook het Latijnse schrift wordt gebruikt maar je uiteraard niets begrijpt. Hongaars is een bizar, exotisch, ontoegankelijk eilandje in een Slavische zee. Toen ik een keer "tej" bestelde en een glas melk kreeg voorgezet, had ik het definitief gehad met het Hongaars. Thee blijkt trouwens gewoon "tea" te zijn.
Wie de Kroatisch-Hongaarse grens per auto oversteekt, komt er al snel achter dat het vereiste tolvignet nergens te krijgen is. Tankstations waren in geen velden of wegen te bekennen, maar ondertussen werd ik wel bang gemaakt met de een plaatje van een vignet plus videocamera. Je hoeft geen Hongaars te kennen om te begrijpen wat daarmee werd bedoeld.
Na tientallen kilometers uitstekende Hongaarse snelweg, verscheen er eindelijk een benzinepomp aan de horizon. Opgelucht stapte ik naar binnen en zei tegen de dame achter de toonbank: "Vignet, please." Ze mij een kenteken zien dat niet bij mijn auto hoorde. Pas na lang stoïcijns wijzen naar het kenteken werd me duidelijk dat ze wilde dat ik mijn kenteken opschreef. Goed, honderd meter op en neer naar de huurauto, kenteken genoteerd en aan de dame gegeven. Ze voerde het in op een machientje. De Ž bleek te zijn getransformeerd tot een Z, maar dat neem ik de Hongaren niet kwalijk. Ik drukte op OK, betaalde ongeveer 1500 forint en kreeg het bonnetje toegestopt. Dat was alles. Niks geen sticker op de voorruit. Mijn kenteken was blijkbaar verzonden naar een controlepunt dat ook de camera's boven de weg beheerde. Big Brother is nooit ver weg in Hongarije.
In Hongarije (1) verder alleen maar lof. De snelweg Boedapest-Zagreb is fantastisch, het eten prima, het winkelaanbod overdonderend (als je maar lang genoeg in Kroatië woont). Nou, vooruit, nog één punt van kritiek: het muziekaanbod op de radio. Je kunt tijdens de vier uur durende rit van Boedapest naar Zagreb het ene station naar het andere proberen, maar ze draaien allemaal onveranderlijk dance. Bestaat er soms een Hongaarse wet die rock op de zaterdagavond verbiedt?
Over een paar dagen volgt Hongarije (2), ofwel met de trein naar Pecs, de Culturele hoofdstad van Europa in 2010.
2 reacties:
Nou Boris, je moet niet de Hongaarse taal de schuld geven als je tej bestelt en melk krijgt. Ik vind het persoonlijk een hele gezellige taal, waar het menu een etlap heet zodat je direct honger krijgt. Verder converseren ze even zacht en beschaafd als Fransen met dat verschil dat je er nooit iets van zult begrijpen. Ben benieuwd naar je mening over Pecs.
Etlap is een fraai woord voor menu, zo had ik het nog niet bekeken. Hongaren spreken even beroerd Engels als de Fransen. Frans vind ik - tot op zekere hoogte - nog wel melodieus, maar Hongaars, nee.
Ik ga zo aan de slag met Pecs.
Post a Comment